Wegens langdurige regenval trad de Nieuwe Leij in januari 2024 buiten haar oevers. Hier de situatie in Moerenburg.
De Nieuwe Leij begint officieel bij Goirle. Daar waar de Poppelsche en de Rovertsche Leij samenvloeien, krijgt zij haar nieuwe naam. De Poppelsche en de Rovertsche Leij zijn totaal verschillend qua karakter. Waar de Rovertsche Leij weinig vergraven is en nog geheel natuurlijk door het bos bij Gorp en Roovert slingert, is de Poppelsche Leij veel meer een overloop van een serie vennen en moerassen aan de rand van de Rechte Heide. Binnen een goed huwelijk versterken de tegenpolen elkaar. Hoe zou dat gaan bij onze geliefde Leij?
De Brabantse beken zijn zogenaamde laaglandbeken. Ze ontvangen hun water van een stelsel van geulen die bij regen de overtollige neerslag afvoeren. Daardoor kunnen ze ook voor een groot deel van het jaar droog staan, bijvoorbeeld bij een goed-doorlatende bodem. Is dit niet het geval, dan zal het water zich tijdelijk verzamelen in de lagere delen van het terrein: er vormen zich plassen, tot het verdampt of alsnog doordringt in de bodem. Wanneer echter de grondwaterspiegel tot het maaiveld reikt, zal het water wegstromen over het oppervlak. Zo ontstaat een sterk vertakt stelsel van geulen die hun water uiteindelijk afvoeren naar een hoofdgeul, waardoor een beek ontstaat.
Oeroude beddingen
Voorlopers van de Poppelsche en de Rovertsche Leij, de bronnen van de Nieuwe Leij, zouden ontstaan zijn tijdens de laatste ijstijd, die circa 75.000 jaar geleden begon. Ze stroomden in brede dalen, wat op verschillende plaatsen nog duidelijk te zien is, zoals bij het Riels Hoefke. Opvallend daarbij is dat de Nieuwe Leij qua loop afwijkt van veel beken in Noord-Brabant. De meest stromen namelijk van zuid naar noord/noordwest. De Nieuwe Leij botst in haar loop echter op de hoger gelegen dekzandrug waarop Tilburg ligt. Noodgedwongen moest deze oude dame daarom afbuigen naar het oosten. En dat maakt haar uniek!
In de middeleeuwen werd de drassige grond ontgonnen voor landbouw. Oevers raakten ontbost en langs de beken kwamen hooilanden, ook wel ‘beemden’ genoemd. De hoger gelegen zandgronden raakten begroeid met heide, terwijl boeren de grond rond hun boerderijen met schapenmest vruchtbaar maakten. Door de opkomst van de nijverheid verschenen er tal van watermolens en later ook fabrieken langs de beken. Ze werden steeds meer gekanaliseerd en fabrieken loosden er hun afval in. In de vorige eeuw ontstond het inzicht dat het zo niet langer kon. Momenteel herstelt de waterkwaliteit zich beetje bij beetje.