Op zoek naar de bron van de Rovertsche Leij
In het struikgewas tussen de bomen bevindt zich de bron van de Rovertsche Leij.
Heeft de Leij een duidelijk herkenbaar startpunt? Een plek waar water uit de grond opborrelt, dat zich vervolgens via een kronkelende lijn noordwaarts begeeft? Voor de Rovertsche Leij geldt dat zeker wel.
Om de exacte locatie van deze bron te vinden, moesten we best even zoeken. De meningen van de lokale bewoners waren erover verdeeld. Volgens de een vormt de Hoogakkerloop de aanloop naar de Leij. Ook de Straatloop wordt genoemd. Anderen hebben het over de ‘Stenen Brug’ als startpunt van de Leij. Met die Stenen Brug bedoelen ze een voormalig café waar ter plaatse een stenen duiker onder de Turnhoutseweg doorloopt.
Maar dan bellen we aan bij Kris van Gils. Zij woont vlakbij die vroegere ‘Stenen Brug’. Bingo! Zij wijst ons naar een plek in het weiland recht tegenover haar huis. Slechts een paar honderd meter verderop zien we een klein bosje met bomen en opgaand struikgewas. “Daar moet je zijn,” zegt ze. Die Hoogakkerloop valt in de zomer droog. Maar dáár … staat altijd water.”
Kris van Gils
Kris van Gils legt uit waar de bron zich bevindt: “Dáár, in dat weiland.”
“Voor de heemkunde heb ik veel bidprentjes gedaan. Mijn vader was bij het bestuur en wij komen van hier. Ik ben hier groot geworden, mijn man ginder. We hebben hier tussenin gebouwd, haha. Dus ge zit hier wel goed. Kom binnen en ga maar aan de keukentafel zitten.”
Kris van Gils blijkt een schot in de roos. Ze verwelkomt ons allerhartelijkst en wijst op het digitale kaartje op onze tablet: “Kijk, daar heb je de Hoogakkerloop.” Wijzend in de richting van waar wij vandaan komen: “Daar bij dat hekwerk heb je een wel en soms loopt daar iets van water naar hier, naar de Stadstraat. Dat gaat dan naar Weelde. Zo’n twee kilometer van hier gaattie weer terug onder de straat. Dat noemen wij ‘het buske’. Dan looptie hier bij ons achter door met een bocht, komt bij het Bloemenprieeltje terug naar de straat, dan bij de Stenen brug weer onder de weg door en dan heettie de Aa. En vanaf die wel bij het hekwerk loopt hij achter de Ruilverkavelingsweg door en komt dan samen met de Aa.”
De voormalige horecagelegenheid ‘De stenen brug’.
Aha! De Aa wordt dus gevoed door enerzijds de Hoogakkerloop en anderzijds door het water dat bij de wel uit de grond opborrrelt en via een slootje naar diezelfde Aa stroomt. Kris vat het nog eens samen: “De Aa wordt ook wel de Stenen Brugseloop genoemd. Hij is wel een beetje verlegd. De Stenen Brug is dat witte huis. Wij noemen dat stuk de Hoogakkerloop, zij hier zeggen de Stenen Brugseloop, maar dat wordt dan de Aa. Snappen jullie het nog?” Ja, wij denken van wel. “Maar eigenlijk ontspringt hij dus hier bij de Stadsstraat hè. In mijn ogen wel. Precies hier in de bocht. Daar waar jullie auto staat, bij die verbreding, daar staat altijd water in.”
Oké, als we de bron willen vinden, dan moeten we dus bij de waterplas in het weiland zijn. Die grond blijkt eigendom van Van Tigchelt Landbouwmechanisatie in Ravels. Maar volgens Kris mogen we daar gewoon foto’s maken. En als iemand er iets van zegt, dan moeten we maar zeggen dat zij het goed vond. Maar hoe zit het dan met dat netwerk van slootjes, dat wij op de kaart precies achter haar boerderij zien? Kris: “Ja, maar dat is geen water-water. Want die slootjes staan vrijwel altijd droog. De loop zelf staat hier trouwens ook vaak droog.”
Tot slot besluit ze met: “Mijn vader was ook van de heemkunde. Die wou absoluut de Aa gaan filmen en lopen. Helemaal van waar diejen Hoogakkerloop begint. Maar toen hebben mijn moeder en ik dat tegengehouden. Want we hadden gezegd: ‘Diejen meens die haalt da nie.’ Hij was 87 jaar hè. Maar ik vind dat een tof idee wa gullie doet. Omdat mijn vader dat idee ook al had natuurlijk…”
Aa, Eel en Leij
De Rovertsche Leij, kort na het ontspringen, wordt hier de Aa genoemd.
Vanaf de door Kris aangewezen plek volgen we het water via een sloot richting de Stadstraat. De naam ‘Leij’ is hier onbekend, officieel spreekt men van de ‘Aa’. Meer noordwaarts, als we door het dal bij het plaatsje Eel komen, verandert het uiterlijk van de sloot in dat van een echte beek. Hier kabbelt zij rustig door akkers en weilanden, tot ze de Nederlandse grens nadert.
Kort voor de Belgisch-Nederlandse grens begint de Rovertsche Leij plotseling flink te meanderen. Alsof zij te vroeg op een afspraak komt en nog wat tijd wil rekken. Eenmaal de grens gepasseerd verdwijnt zij tussen het lover van het landgoed Gorp en Roovert. Hier lijkt zij zich weer te ontspannen en vervolgt ze in een meer vloeiende beweging haar weg.
Gorp en Roovert
De Rovertsche Leij in Gorp en Roovert.
Landgoed Gorp en Roovert is een uitgestrekt landgoed van 1200 hectare, waar de Rovertse Leij voor een belangrijk deel het gezicht bepaalt. Het landgoed is in het bezit van de familie Van Puijenbroek en toegankelijk gemaakt voor het publiek. De weg van Hilvarenbeek via Roovert over de grens naar Poppel was vroeger de belangrijkste doorgaande verbinding. De brug over de Rovertse Leij met de grenspaal uit 1843, de oude verbindingsweg zelf, en de net over de grens gelegen kapel vormen een waardevol cultuurhistorisch ensemble.
In de veertiende eeuw bestaat het gebied uit heide met daarbinnen een aantal landbouwenclaves. Een ervan is de hoeve van Gorop. In 1758 komt Gorp in handen van notaris Cornelis Bles uit Tilburg. Deze legt een verhoogde weg aan van Rovert naar de Goirlese watermolen. Zo kunnen karren voortaan dwars door de heide, naar Goirle, Tilburg, Waalwijk en verder rijden. Ook het huidige Starrebosch in Gorp met visvijver is een initiatief van hem.
Via diverse families komt een deel van het landgoed in 1920 in handen van Eduard van Puijenbroek, textielfabrikant en eigenaar van HaVeP in Goirle. Deze verwerft in 1939 ook het landgoed Gorp, waardoor een vrijwel aaneengesloten gebied ontstaat. Wel blijft daarbinnen een enclave bestaan die ‘De Nieuwe Hoef’ heet. Deze komt in de jaren zestig van de twintigste eeuw in bezit van de stichting Brabants Landschap en staat nu bekend als Gorp de Leij.
De watermolen op Roovert
Bij deze brug stond ooit de Rovertsche watermolen. In de verte de grenskapel.
Al in 1296 is er sprake van een watermolen te Roovert. Hertog Jan II geeft dan het maalrecht, inclusief het recht van erfopvolging voor zijn nakomelingen, in leen aan Jan de Bie, Heer van Weelde, Ravels en Poppel. Deze watermolen staat aanvankelijk precies op de grens van Nederland en België, vlakbij de brug. Na 1641 vinden we hem zo’n tachtig meter stroomopwaarts, in België dus. Tot 1854 gaat al het verkeer van Brussel naar ’s-Hertogenbosch en vice versa over deze brug. Dus ook de Tilburgers die naar Turnhout en terug reizen.
Het betrof hier een dubbele watermolen. Op de rechteroever stond een oliemolen, later diende deze als schors- en weer later als volmolen. Omdat hiervoor veel waterkracht in korte tijd nodig was, werd het water gebruikt dat uit de moerassen via de Poppelsche Leij toevloeide. Op de linkeroever (op Poppels grondgebied) stond een korenmolen, waarvoor de constante wateraanvoer van de Rovertsche Leij werd gebruikt. Rond 1800 raakte de watermolen buiten gebruik.
Op weg naar Goirle
Vanuit Breehees kabbelt de Rovertsche Leij richting Goirle.
Eenmaal buiten het landgoed Gorp en Roovert is de beekloop rechtgetrokken. Aan één kant van de Rovertsche Leij, ter hoogte van de Poppelseweg, staat zogenaamd beekbegeleidend bos. Dit behoort tot de meest waardevolle broekbossen van Oost-Brabant. De regelmatige winterse overstromingen van de Nieuwe Leij houden de uitbreiding van Goirle in oostelijke richting tegen. De beek kent een relatief groot verhang over een korte afstand tussen bestaand bos- en natuurgebied tot aan de samenvloeiing met de Poppelsche Leij.